Toespraak Bart De Wever - HJ Schoo

*** Deze toespraak werd in Amsterdam op 4 september 2025 in het Nederlands gehouden. Alleen het gesproken woord telt.***

Geachte dames en heren 

Goedenavond! 

Wat goed is het om in Nederland te zijn. 

Wat goed is het om onder u te zijn. 

U heeft vandaag de moeite gedaan om te komen luisteren naar de eerste minister van het land dat sinds de secessie van 1830 bekend staat onder de naam België. 

U had ook gezellig thuis voor de beeldbuis kunnen zitten, maar u verkoos hier te zijn.  

Ik weet niet of dat de verstandige keuze was. Daar zult u straks over oordelen.  

Toen EW – ik mag niet meer Elsevier zeggen – mij uitnodigde om de HJ Schoo-lezing te verzorgen, heb ik alleszins geen ogenblik getwijfeld. 

Ik merkte immers dat ik de zeventiende lezing van deze illustere bijeenkomst mag geven. 

Toeval bestaat niet. Dit kan niet anders zijn dan een onweerstaanbare knipoog naar de Zeventien Provinciën – de wervende en wervelende jaren waarin de identiteit en de eenheid van onze streken zachtjes in marmer gebeiteld werd. Eigenlijk is de wegbereider daarvan, Filips de Goede, de vader van onze vaderlanden, en dus niet Willem van Oranje. 

Laatst was ik in Den Haag voor de NAVO-top en werd mij door Sven Kockelmann tijdens een radio-interview wat weemoed over de scheiding der Nederlanden ontfutseld – wat ook niet zo moeilijk is, een Pulitzerprijs ligt voor Sven niet in het verschiet. 

Evenzeer voorspelbaar kreeg ik in eigen land zure reacties over me heen, vooral vanwege Waalse socialisten. 

In hun ogen is het “schandalig” of zelfs “totaal geschift” om te zeggen dat het mijn zeer persoonlijke mening is en blijft dat het uiteenvallen van de Nederlanden door de Tachtigjarige Oorlog de grootste ramp is die ons ooit is overkomen. 

Misschien moeten ze ten rade gaan bij Edward Anseele, de socialistische voorman die mee aan de wieg stond van de Belgische Werkliedenpartij.  

Anseele vond de Belgische Omwenteling een “nutteloze revolutie van papen en burgers” en een “schandelijkste misdaad” die – ik citeer verder – “een grens op de landkaart heeft gemaakt, een grooten hinderpaal aan de verbroedering van twee kinderen van denzelfden stam”. 

Mijn voorganger als Antwerps burgemeester en kortstondig eerste minister Camille Huysmans, eveneens van rode overtuiging, noemde de Omwenteling dan weer “une faute [qui] a détruit un Etat magnifique”. 

Ik kreeg ook kritiek omdat ik de schone verzen van Antwerps dichter Theodoor van Ryswyck aanhaalde: 

Hier, en aan den overkant, 

Daar en hier is Nederland. 

Van Ryswyck leed weliswaar aan syfilis, een ziekte die ook zijn hersenen aantastte. De arme man werd tot waanzin gedreven en stierf in een psychiatrische instelling. Het is een lot dat ik hoop te vermijden – syfilis heb ik niet, maar wel een risicoberoep in de Brusselse Wetstraat. (Voor de mentale gezondheid bedoel ik, niet voor syfilis.) 

Hoe dan ook, mijn liefde voor de Nederlanden is een publiek geheim – en ik ben dan ook nog eens met een Nederlandse getrouwd.  

De hechtere samenwerking van de historische Nederlanden – de huidige Benelux – is voor mij echter geen romantische droom of nostalgische gedachte, maar een politieke doelstelling die noodzakelijk is voor onze toekomst. 

 De wens tot innige samenwerking en integratie met Nederland staat trouwens integraal en concreet in de jongste regeerakkoorden van Vlaanderen ingeschreven:  

Om samen de welvaart van onze Lage Landen te beschermen door de handen op vlak van cultuur, onderwijs en economie in elkaar te slaan.  

Om samen onze macht en onze invloed binnen Europa te vergroten. 

En om samen deze macht en invloed aan te wenden voor het versterken van de krachten van vrede en vrijheid in de wereld. 

Dames en heren 

U las het in de aankondiging en u heeft het ondertussen al wel  door: ik wil u vandaag meenemen in een gedachtenoefening over de staat van onze Lage Landen. 

Ik zal daarvoor uitweiden over de internationale geopolitieke toestand, waar helaas niemand vrolijk van wordt. Maar in  tegenstelling tot wat u van mij zou verwachten, ga ik daar een voorzichtig positieve noot over aanslaan. 

Maar daarop moet u nog even wachten, want ik wil beginnen met een historische knipoog. Een knipoog over weerbaarheid en veerkracht. En die brengt ons twee eeuwen terug in de tijd. Ik neem u mee naar – hoe kan het ook anders – mijn eigen trotse Scheldestad: Antwerpen.  

Antwerpen, van waaruit Willem van Oranje ooit de Opstand leidde, en waar zijn echtgenote Charlotte de Bourbon in de kathedraal te rusten ligt. Daar vinden we ook het praalgraf van een andere Bourbon, Isabella, de vrouw van Karel de Stoute. De prachtige pleuranten van haar praalgraf zijn overigens geroofd tijdens de Beeldenstorm en op oneigenlijke wijze in het Rijksmuseum van Amsterdam terecht gekomen. Dus als u nog twijfelde over een cadeautje voor de spreker… 

Na de Oranjerestauratie van 1787 vluchtten duizenden Nederlandse patriotten naar veiligere oorden. Vele van deze politieke vluchtelingen kwamen in Antwerpen terecht. Eén van hen was de veelzijdige schrijver Gerrit Paape. 

Antwerpen was in de tijd na de Opstand economisch afgegleden tot het niveau van een provinciestad. Maar cultureel was de stad uitgegroeid tot het noordelijkste zenuwcentrum van de contrareformatie, een vroom katholiek uithangbord tegen de grens tussen Belgica Foedarata, de Republiek, en Belgica Regia, de Spaanse en later Oostenrijkse  Nederlanden. 

Onze fiere patriot Gerrit Paape kwam dus terecht in een stad die pronkte met barokke kerken, overweldigende altaren en een overdaad aan heiligenbeelden. Antwerpse straten werden – en worden nog steeds – minzaam in de gaten gehouden door honderden Madonna’s.  

Het zal u niet verbazen dat Gerrit Paape daar weinig goeds over te vertellen had. Hij hekelde de bekrompen bijgelovigheid van vele Antwerpenaren. Maar vooral zijn indrukken over hoe de stad eruit zag, blijven kleven. In zijn reisverslag tekende hij namelijk op dat Antwerpen “een oude, vervallen en doodsche stad” was. 

“De wooningen zijn niet geschikt ter huisvesting voor zindlijke Hollanders. De vertrekken zijn lomp, onregelmaatig en ouderwetsch. Overal vind men deeze vertrekken opgesierd met Meubels, die men in Holland tot brandhout zou kappen.” 

Paape gaf misschien een aangeblazen mening vanwege de weinig rooskleurige vooruitzichten in een penibele politieke situatie. Maar toch mogen we ze geloven. 

Ik haal er een volgende getuige bij: Napoleon Bonaparte. Op 18 juli 1803 bezocht hij, toen nog als eerste consul, de Scheldestad voor een eerste maal.  

Hij koesterde grote plannen, want hij had de ambitie om van Antwerpen een veilige haven te maken en daar een oorlogsvloot te bouwen, een pistolet bracqué au coeur de l’Angleterre. Antwerpen is namelijk een zeehaven, maar wel tachtig kilometer landinwaarts. Dat was een ongelofelijke kans voor de Franse oorlogsmachine. 

Napoleon kreeg in de voormiddag een uitgebreide rondleiding door de stad en de haven. In de namiddag volgde een receptie met alle Antwerpse notabelen. Die hadden misschien zoete woorden verwacht, maar ze kregen het deksel op de neus. Het oordeel van Napoleon was eerlijk maar hard. 

“J’ai parcouru votre ville: je n’y ai trouvé que des décombres et des ruines. Elle ressemble à peine à une ville européenne, et j’ai cru me trouver ce matin dans une ville d’Afrique. Tout y est à faire.”  Aangezien jullie hier graag “judorange” drinken, ga ik er van uit dat jullie allemaal voldoende Frans begrijpen. 

In die schijnbaar Afrikaanse stad moest alles gebeuren. Kaaien, dokken, havenfaciliteiten, scheepswerven: in Antwerpen had het na onze scheiding twee eeuwen lang liggen verkommeren. Maar Napoleon beloofde beterschap. Als hij met Antwerpen klaar zou zijn, legde hij uit, zou de stad een “ville de commerce de premier rang” worden, die kon wedijveren met “Londres, Marseille et… Amsterdam”. 

Vermits een gebrek aan daadkracht wel het laatste is dat men Napoleon mag verwijten, werd de stad algauw een grote werf. Napoleon werd zo de vader van het moderne Antwerpen, van onze huidige wereldhaven. Een haven die inderdaad kan rivaliseren, niet met het haventje van Amsterdam – zoals Napoleon nog dacht – maar met de concullega Rotterdam. 

Een haven die verder bloeide dankzij de inspanningen van koning Willem I, een erfenis die geen enkele Zuidelijke Nederlander kan betwisten. 

Dat alles wierp vruchten af. Toen de Utrechtse onderwijzer Christiaan Clemens in 1840 Antwerpen bezocht, had hij het over “eene groote en schoone stad”.  

Victor Hugo, die de stad drie jaar voordien aandeed, had het over “une ville admirable”. Hugo vond de Scheldestad ook mooier dan Gent, een stad die op dat moment het industriële voortouw in Vlaanderen had genomen en toen zelfs meer inwoners telde dan Antwerpen – vandaag nog de helft. 

Antwerpen maakte dus in de negentiende eeuw een ongelofelijke heropleving mee. Onze haven ontwikkelde zich in het jonge België tot de onbetwiste motor van de hele  economie.  

Dankzij havenuitbreidingen en het afkopen van de vrije Scheldevaart verdubbelde de bevolking en steeg de goederenoverslag met bijna 3.000 percent tussen 1830 en 1884. 

Sindsdien groeide Antwerpen samen met Rotterdam uit tot het logistieke hart van Europa. Onze steden overleefden – ondanks zware littekens – een vernietigende en genadeloze Wereldoorlog. Ze vormen vandaag het onbetwiste kruispunt van de Europese welvaart.  

Weerbaarheid en veerkracht. 

Dat zit in het DNA van de Lage Landen.  

Dat zit in onze taaie handelsgeest en onze open kijk op de wereld.  

En dat zit in ons vrijdenkende karakter en ons vooruitgangsgeloof.  

Dames en heren 

Vandaag staan die waarden zwaar onder druk. 

Europa is de voorbije decennia in slaap gewiegd. Het einde van de Koude Oorlog werd hoogmoedig afgekondigd als het einde van de geschiedenis zelf. En nu worden we brutaal wakker geschud. 

Te lang heeft Europa in de waan geleefd dat heel de wereld smekend op de knieën zat te wachten op de liberale democratie en onze verlichte vrijheden. 

We zijn vergeten dat politiek de kunst is van het mogelijke, zoals Bismarck zei, en niet van het wenselijke. 

Het postmoderne Europa is hypersensitief en moreel verwaand geworden. Het wereldbeeld van de postmoderne Europeaan heeft in de praktijk dan veel gemeen met hoe een kleuterschool geleid wordt. 

Iedereen moet lief zijn en braaf samen spelen. En als een stout kindje een ander pijn doet, dan moet er sorry gezegd worden. Een knuffel lost alles op. 

Beste dames en heren 

Our break from history is over. De wereld is geen kleuterschool. 

Hoe erg we het ook mogen vinden: de wereld is vaak zelfs geen aangename plek. 

De wereld, dat is ook onrust, ongenoegen, wrevel, wrok en brutaal geweld. 

Dat gaat niet zomaar veranderen door op de moral highground te kamperen of door met uitgestrekte armen liefde de wereld in te sturen. 

Europa heeft het steeds moeilijker om zich als aantrekkelijke partner te tonen. Terwijl de geopolitieke situatie wegdrijft van multilaterisme en steeds meer transactioneel wordt, heeft Europa de wereld minder en minder te bieden.  

Groen doemdenken en degrowth beknotten ons vooruitgangsgeloof, maar ondergraven ook de fundamenten van ons welvaartsmodel.  

Onze productiviteitsgroei kalft af, onze economie stagneert, onze welvaartsmotor roest langzaam vast. 

Dat heeft stevig ingedeukt op de macht, het aanzien en de invloed van Europa.  

H.J. Schoo betreurde zelf dat we de fundamentele spelregels van de politiek gaandeweg vergeten zijn. Hij klaagde: “Macht, de enige politieke categorie die ertoe doet, mag niet bestaan in onze wereld.” 

Dat alles heeft van Europa een afgeleefd continent gemaakt. 

Het is hier nog niet “oud, vervallen en doodsch” zoals Gerrit Paape het omschreef. Maar Europa teert op gouden bergen van het verleden en heeft te weinig oog voor de forse beklimming die voor ons ligt. Want we dreigen hopeloos achterop te lopen. 

In de ogen van de Verenigde Staten is Europa het irritante kneusje, dat overal met een opgeheven vinger rondloopt.  

In de ogen van China is Europa dan weer in stijgende mate een irrelevante dreumes. 

En zelfs nu durven we dan nog niet voluit gaan voor allianties met evidente partners. Twintig jaar onderhandelen we nu al over vrijhandel met Zuid-Amerika, en nog is Mercosur niet rond.  

Elke Europese politicus doet er goed aan om Thucydides nog eens uit de kast te vissen en de Melische Dialoog goed te herlezen.  

“De sterken doen wat ze kunnen, en de zwakkeren verdragen wat ze moeten.” 

Welnu, die zwakkeren vandaag, dat zijn wij. 

Maar dit is niet onomkeerbaar. Zoals Antwerpen in de negentiende eeuw herrees van een onooglijke tweederangsstad tot een wereldhaven, zo kan ook Europa terug het juiste pad vinden. 

En daarom moeten we terug naar wat onze voorouders deden: ons met volharding en moed ontfermen over onze welvaart. We moeten ons, zoals de Vlaamse econoom Lodewijk De Raet meer dan honderd jaar geleden al zei, “methodisch gaan bekreunen om onze stoffelijke belangen”. 

De welvaart die we op die manier opbouwen, moet dienen om meer macht en invloed te vergaren. Macht en invloed die vervolgens kunnen ingezet worden in de kracht om de wereld ten goede te veranderen. 

We staan aan de vooravond van een nieuw Europa. Een Europa waar we serieus bergop voor zullen moeten fietsen als we er iets van willen maken. Als we dat niet doen, dreigen we in de afgrond te vallen. We hebben de keuze, in de woorden van William Gladstone, “to mend or to end”. 

De keuze is dus duidelijk. Het antwoord moet dat evenzeer zijn  

Zoals Bilderdijk dichtte: 

Ach, de dagen, 

Onzer plagen, 

Lieve broeders, gaan voorby. 

Uit dit duister 

Rijst de luister 

Van een nieuwe heerschappy. 

Dames en heren 

Europa moet de rug rechten.  

En daarom moeten heilige huisjes op de schop.  

Het roer moet om. 

De komende maanden en jaren worden voor Europa van levensbelang. We hebben door het zware weer, waarin de internationale politiek en economie zich bevindt, de mogelijkheid om stevig door te pakken. We moeten dat nu durven doen. 

Ik wil drie domeinen aanhalen waarin Europa uiterst dringend de steven moet wenden. 

Het gaat dan over ons migratiebeleid, over de interne markt en over strategische autonomie.  

Dames en heren 

Afgelopen zondag was het tien jaar geleden dat voormalig Duits bondskanselier Angela Merkel haar “Wir schaffen das”-uitspraak deed. 

Er is de voorbije dagen veel over geschreven, maar laat me de impact van die woorden illustreren met een bijzonder pijnlijk voorbeeld. 

In 2006 voorzag de Schengen Borders Code de mogelijkheid van een tijdelijke herinvoering van grenscontroles binnen de Schengenzone. 

Tien jaar lang werd daar amper gebruik van gemaakt, slechts 36 keer.  

Geen enkele keer gebeurde dat in het kader van ongecontroleerde migratiestromen.  

Geen enkele keer. Tot “Wir schaffen das”.  

Sinds 2015 hebben Schengenlidstaten meer dan 200 keer dit artikel ingeroepen om hun grenzen te vrijwaren tegen massale instromen van illegale migranten. 

Ironisch genoeg was het Duitsland zelf dat de primeur opeiste, want slechts twee weken na “Wir schaffen das” voerde onze oosterbuur controles in langs de Oostenrijkse grens om de toevloed tegen te gaan. 

Ik ben een stellige voorstander van het absolute recht van een soevereine staat om zijn grenzen te beveiligen met het oog op de nationale en internationale veiligheid. 

Maar ongecontroleerde migratie is een fundamenteel probleem dat enkel opgelost kan worden als we de controle over onze Europese buitengrens terugnemen.  

Momenteel staat de voordeur wagenwijd open.  

Die voordeur moet echt dicht. 

Er zijn vandaag negen EU-lidstaten die grenscontroles hebben ingevoerd. Dat is één lidstaat op drie.   

Door deze versnippering, waarbij het nu elk Schengenland voor zich is, worden de fundamenten van het Schengenakkoord en de Europese Unie ondermijnd. 

Ondertussen maakt het gênante gebrek aan controle over onze buitengrens genadeloze mensensmokkelaars rijk die duidelijke banden hebben met de internationale georganiseerde misdaad en terreurorganisaties. 

De aanhoudende migratiecrisis verziekt bovendien het politieke debat en geeft extremistische strekkingen de wind in de zeilen.  

Probeer als gematigd politicus maar eens aan burgers uit te leggen hoe het komt dat één op drie Belgische gevangenen geen geldige verblijfspapieren heeft. Of dat duizenden migranten, van wie velen illegaal zijn of al een terugkeerbevel hebben, in onze straten slapen. 

We slagen er zelfs maar met moeite in om illegale criminelen uit te wijzen. Dat is de reden waarom ik onlangs, samen met acht andere Europese regeringsleiders een open brief stuurde, om dit aan de kaak te stellen. Een open brief die in dit land the talk of the town was. Maar we moeten dit echt aanpakken. We moeten werk maken van vier duidelijke doelstellingen: 

  1. We moeten onze buitengrenzen strenger en sterker beveiligen. Zij die erin slagen de EU zonder toelating fysiek te betreden, mogen nooit burgerschap verkrijgen. Ze mogen van Europa nooit hun thuis maken. Dit zal het verdienmodel van mensensmokkelaars breken en ervoor zorgen dat de illegale stromen zullen stoppen zoals in Australië.
  2. We moeten uniforme toegangs- en terugkeerprocedures hebben, waarbij we ons politieke en economische gewicht gebruiken om herkomst- en transitlanden tot verantwoordelijkheid aan te zetten.
  3. We hebben nood aan een betere samenwerking tussen EU-lidstaten op vlak van justitie, veiligheid en sociale fraude.
  4. En we hebben strategische partnerschappen met derde landen en solidariteitsmechanismes binnen de Europese Unie nodig, die rekening houden met de draagkracht van de lidstaten. We mogen problemen niet doorschuiven. Dat ondermijnt de fundamentele waarden van onze Unie. 

Dames en heren 

Met het huidige migratiebeleid schieten we in eigen voet. Dat moet op de schop. Maar laat me duidelijk zijn: we hebben migratie nodig. Er is nood aan een ander migratiebeleid dat focust op legale, actieve migratie. 

De Europese Unie kampt sinds 2012 met een demografisch deficit. Als we meer groei en welvaart willen bekomen, zullen we dus naar actieve migratie moeten kijken. Migratie die onze arbeidsmarkt versterkt. 

Vandaag hebben we dat voor alle duidelijkheid niet. Eén op drie niet-EU’ers met een verblijfsvergunning is hier gekomen in het kader van gezinshereniging. Slechts één op vijf is hier in het kader van arbeidsmigratie. 

Dat heeft gevolgen. De werkzaamheidsgraad van niet-EU’ers ligt fors lager dan die van EU-burgers, die op zich al niet hoog genoeg ligt. De doelstelling van 80 percent werkzaamheid wordt namelijk in vele EU-landen niet behaald. Nederland haalt die doelstelling overigens wél – proficiat daarvoor – maar België, om zomaar lukraak een ander voorbeeld te nemen, vooralsnog niet. 

In de lagere tewerkstelling van niet-EU’ers gaapt bovendien een wijde kloof in het aandeel werkende vrouwen uit niet-EU-landen. Minder dan 6 op 10 van hen is aan het werk. In België is dat zelfs minder dan de helft. 

De legale migratie die we vandaag organiseren, beantwoordt dus onvoldoende aan de noden van onze arbeidsmarkt. 

Een nieuw migratiemodel zal leiden tot betere mogelijkheden voor nieuwkomers, wiens talenten en ervaring meer zullen bijdragen tot onze welvaart.  

Het zal ook leiden tot meer economische groei en een positiever beeld van migratie bij onze burgers. 

Dat positiever beeld is echt belangrijk, want we mogen ons niet vergissen: onze burgers zijn bijzonder gastvrij. 

Ook al wijzen alle barometers erop dat het draagvlak onder onze bevolking bereikt is voor de ongecontroleerde instroom van asielzoekers en illegale migranten, blijft er een duidelijk besef dat we legale, actieve migratie nodig hebben. 

Het recente migratierapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau geeft duidelijk aan dat er in Nederland een ruime meerderheid te vinden is voor selectieve arbeidsmigratie.  

Ook in België is dat zo. Een vergelijkbaar onderzoek van Randstad door arbeidsmarktexpert Jan Denys, met medewerking van professor Mark Elchardus, geeft aan dat 6 op 10 Belgen voorstander is van arbeidsmigratie om onze economie te laten draaien. 

Als we gaan kijken naar de eisen die onze burgers stellen aan nieuwkomers, dan komt dat neer op wat we inclusief nationalisme noemen. We vullen de waarden van onze identiteit in met verantwoordelijk burgerschap, de kennis van onze taal, en respect voor onze waarden. Geen onoverkomelijke hindernissen dus, maar recepten voor een waardig bestaan in een hechte samenleving. 

In het Nederlandse rapport zegt ruim 7 op de 10 Nederlanders dat iemand hier niet geboren moet zijn om het Nederlands burgerschap te verdienen.  

Vlaming of Nederlander kan men dus worden. Al de rest is een noodlot. (Grapje!)  

Wie pleit voor open grenzen of voor een exclusief, etnisch nationalisme heeft dus geen voeling met hoe de doorsnee burger tegenover migratie staat en waar onze economie nood aan heeft.  

Zulke politieke krachten bieden ons geen toekomstperspectief. Maar als we daarentegen werk maken van een nieuw migratiemodel, dan is dat winst voor onze burgers, winst voor nieuwkomers, en winst voor onze welvaart. 

Dames en heren 

Als we er in Europa in slagen ons migratiemodel om te buigen en voluit kiezen voor economische groei, dan moeten we wel zorgen dat onze interne markt tegelijk alle kansen krijgt. 

Laat dat nu net een domein zijn waar binnen de Europese Unie dringend muren voor gesloopt moeten worden. Onze Europese Eenheidsmarkt moet eindelijk een echte eengemaakte markt worden, waar werken en ondernemen op zo weinig mogelijk grenzen botsen. Een markt die eerlijke concurrentie bevordert en innovatie stimuleert. 

Er is de voorbije maanden zeer veel gepraat over de tarieven en de bijhorende afspraken die de Europese Commissie uiteindelijk eind juli met de Verenigde Staten sloot. 

Wie dacht dat er een alternatief was, maakt zich illusies. We staan hierin volstrekt alleen. De Wereldhandelsorganisatie, de internationale instelling die als een havik zou moeten waken over de eerlijke vrijhandel, stuurde op de dag van de tariefdeal met de VS enkel een persbericht uit over de benoeming van een nieuwe adjunct-directeur-generaal.  

Sinds 2019 blokkeren de Verenigde Staten het benoemen van rechters bij het Beroepsorgaan van de WTO – ook onder president Biden. De instelling voor handelsgeschillen die zich over de huidige protectionistische kramp zou kunnen uitspreken, ligt op apegapen. De fundamenten van de General Agreement on Tariffs and Trade liggen ergens stof te vergaren.  

Voor wie dus nog dacht dat verontwaardiging het antwoord op de handelsdeal zou zijn, heb ik een ontnuchterende boodschap. Niemand komt ons redden. 

Ik ben er zelf heilig van overtuigd dat protectionisme in de wereld geen toekomst heeft. Ik weet dat zelfs, want ons verleden geeft duidelijk aan dat een vrije en eerlijke markt de enige weg is naar duurzame groei, technologische innovatie, en zoveel mogelijk welvaart voor zoveel mogelijk mensen. 

De voorbije tweehonderd jaar werd extreme armoede gedecimeerd. De levensverwachting en welvaart stegen indrukwekkend. En technologische vooruitgang droeg bij tot een ongelofelijke groei. Dat alles hebben we te danken aan vrije, eerlijke handel. 

Protectionisme is de verkeerde keuze die leidt tot wantrouwen tussen overheden, onstabiele markten en onzekerheid voor bedrijven. Al wie werkt, spaart of onderneemt, betaalt er de prijs voor. 

En dus is die protectionistische kramp in de wereld een terechte bekommernis van burgers en overheden. Maar het is altijd goed, zoals de Antwerpse dichter Alice Nahon zei, om “’s avonds, voor het slapen gaan, in ’t eigen hart te kijken”. 

Ongeveer 60% van de totale export van EU-landen gaat naar andere lidstaten. Onze interne markt is onze belangrijkste handelsbestemming.  

En de bestaande beperkingen voor die interne markt zijn ronduit schokkend. 

Laat ons het betreurenswaardige tarief van 15 percent voor Europese goederen naar de Verenigde Staten eens in perspectief zetten. 

De handel tussen Europese lidstaten botst nog steeds op tal van belemmeringen, van uiteenlopende aanbestedingsregels tot gebrekkige infrastructuur. Volgens een studie van het IMF dit jaar lopen deze binnen de EU op tot een equivalent tarief van maar liefst 44 percent voor goederen. Voor diensten is dat zelfs 110 percent.  

Als we dat vergelijken met de handelsschotten die er bestaan tussen staten in de VS, dan is daar sprake van een equivalent tarief van naar schatting slechts 15%. Als we erin zouden slagen om de handelsbelemmeringen tussen EU-lidstaten tot hetzelfde niveau te brengen als in de Verenigde Staten, dan bevorderen we dus de productiviteit en de eerlijke concurrentie, met meer keuze en scherpere prijzen tot gevolg. 

Het veelbesproken Draghi-rapport van vorig jaar concludeerde dat de economische activiteit van de EU maar liefst 10 percent hoger zou kunnen liggen door het wegwerken van de bestaande barrières van de interne markt. 

Als we de mogelijke productiviteitswinsten in de Europese Unie van dat rapport uitdrukken in euro, dan gaat het over bijna 1.700 miljard euro aan welvaartsgroei.  

Groei die we gewoon mislopen. Elk jaar opnieuw. 

Dat is volstrekte waanzin. We verkeren in een handelsoorlog met onszelf. 

We moeten de muren slopen die onze interne markt beknotten.  

We hebben alle middelen zelf in handen. 

  1. We moeten in Europa het regelgevend kader vereenvoudigen en administratieve rompslomp vermijden. Met omnibuspakketten werkt de Commissie daaraan, maar we moeten de onzekere tijdsgeest echt aangrijpen om hier drastisch op door te pakken.
  2. Lidstaten mogen in de geest hiervan niet de vergissing maken aan gold plating te doen door Europese regelgeving nodeloos aan te vullen met strengere nationale wetgeving. Gold plating is een fausse bonne idée, dat regels enkel complexer en minder transparant maakt. Kleine en middelgrote bedrijven zijn het voornaamste slachtoffer van gold plating. In het Belgische regeringsakkoord hebben we ons er daarom expliciet toe verplicht dit niet te zullen doen.
  3. We moeten onze dienstenmarkt eenmaken. In sectoren als telecom, energievoorzieningen en financiën zijn er nog altijd belangrijke tussenschotten die we moeten verwijderen. 
  4. We moeten werk maken van arbeidsmobiliteit die vandaag te veel door bureaucratische bekommernissen beperkt wordt, bijvoorbeeld voor tijdelijke arbeidsopdrachten over de grens heen. We moeten ook beroepskwalificaties, opleidingscertificaten en grensoverschrijdende vergunningen voor beroepen beter op elkaar afstemmen.
  5. En we moeten eindelijk werk durven maken van een Kapitaalmarktunie: we mobiliseren ons kapitaal onvoldoende. Een echte Kapitaalmarktunie bevordert financiële zekerheid en investeringen.  

Het verlagen van interne barrières en het bekomen van een echte Europese Eenheidsmarkt met een Kapitaalmarktunie leidt tot meer jobs en investeringen, een hogere productiviteit, lagere inflatie, minder ongelijkheid en hogere gezinsbestedingen.  

Dames en heren 

Een weerbare en veerkrachtige eengemaakte Europese markt zal ook onze bedrijven meer concurrentiële slagkracht geven en talent aantrekken. En dat is nodig. 

De voorbije 50 jaar is er geen enkel nieuw Europees bedrijf geweest met een marktkapitalisatie van meer dan 100 miljard euro. Startups vinden te weinig venture capital. Cijfers van de Europese Centrale Bank wijzen erop dat in de Verenigde Staten drie keer meer risicokapitaal in verhouding tot het BBP beschikbaar is dan in de EU. En als Europese startups doorgroeien en een unicorn worden, dan verkiest bijna één op drie om de zetel buiten de EU te verhuizen – het merendeel naar de VS. (Anekdote: om meer yield te krijgen op mijn spaargeld, kreeg ik financieel advies: zet het geld met een tracker op de beurs in… de VS) 

Ondertussen zijn we technologisch overklast door de VS en China.   

Aan de andere kant van de Atlantische oceaan slagen ze er in op dat terrein grote vorderingen te maken. Ze trekken ook nog eens ons en ander talent aan om dat te verzilveren. 

Weet u waar de huidige CEO’s van Alphabet/Google, Microsoft, IBM en Adobe geboren en getogen zijn? 

India.  

En aan het hoofd van techreus Nvidia, staat Jensen Huang, geboren in Taipei. Huang sprak geen woord Engels toen hij op zijn negende in New York belandde. Nu leidt hij het duurst geschatte bedrijf ter wereld. 

Zij belichamen het soort talent dat in Europa te weinig groeikansen krijgt. Waar Europa te weinig ruimte voor creëert. En de gevolgen zijn navenant. 

De marktwaarde van de vijf techbedrijven waar ik net naar verwees, is samen dubbel zo groot als die van de 40 grootste Franse en de 40 grootste Duitse beursgenoteerde bedrijven samen, en dan mag u er voor het gemak eerst nog heel het Nederlandse BBP aan toevoegen. 

Begrijp me niet verkeerd. Europa heeft grote troeven. Onze bevolking is goed opgeleid en we hebben toonaangevende kennisinstellingen. We hebben een rijke ondernemerstraditie en zeer innovatieve bedrijven. We zijn het logische logistieke hart van de wereld. En we hebben op vlak van duurzame ontwikkelingen enorme stappen vooruitgezet.  

Maar dat zijn geen lauweren om op te rusten. Dat is een basis om beter te doen. Veel beter.  

Onze interne markt uitdiepen en de muren slopen die onze groei belemmeren, zal kansen geven aan onze Europese bedrijven om verder te groeien. Een volwaardige Kapitaalmarktunie moet daar de financiële zuurstof voor geven. 

En om die economische opmars ook stevig te verankeren en te beschermen tegen externe schokken, moeten we werk maken van een derde belangrijk domein: onze strategische autonomie. 

Dames en heren 

Groen masochisme is een obstakel geworden voor het ontginnen van zeldzame aardmetalen in Europa en bedreigt daarmee paradoxaal genoeg de ecologische transitie van onze economie. 

Elk mijnbouwproject in Europa – van het Iberisch schiereiland tot Scandinavië – dat de kritieke grondstoffen moet opleveren waarmee de duurzame technologie van morgen gebouwd wordt, stoot geheid op een lawine aan bezwaarschriften van allerlei activisten.  

In Castilië-La Mancha, waar men nochtans zou moeten beseffen dat vechten tegen windmolens een domme keuze is, kelderde de regionale regering enkele jaren geleden zelfs een mijnbouwproject op basis van een negatief advies uit … China, een land dat zelf een stevige grip heeft op de wereldwijde productie van zeldzame aardmetalen. 

De voorbije jaren heeft de Europese Unie een beleid op poten gezet om de duurzame productie en het recycleren van kritieke grondstoffen op eigen bodem te bevorderen. Dat is een goede zaak. Maar dat beleid moet nog altijd in de werkelijkheid vorm krijgen. Voor onze strategische autonomie is controle over kritieke grondstoffen cruciaal. 

En er zijn ook opportuniteiten op andere gebieden. Door de Russische invasie van Oekraïne zijn de geesten in Europa gerijpt dat onze Unie op vlak van defensie een serieuze inhaalbeweging te maken heeft en dat ook onze defensie-industrie eindelijk in diezelfde pijler van strategische autonomie geplaatst moet worden. 

Het gaat dan niet alleen over een versterkte en Europees geconsolideerde defensie-industrie op zich, maar ook over de waakzaamheid onder onze bevolking en over verdere integratie van onze militaire capaciteit. Onze landen geven op dat vlak het goede voorbeeld, want de Belgische en Nederlandse marine zullen volgend jaar de dertigste verjaardag van hun doorgedreven samenwerking vieren. Meer van dat, alstublieft. 

De geopolitieke crisis aan onze oostgrens heeft ons eveneens wakker geschud over onze energievoorzieningen. In België ben ik erin geslaagd om de rampzalige kernuitstap om te buigen. De zekerheid en betaalbaarheid van onze energie is een fundamentele noodzakelijkheid voor onze economie en onze gezinnen.  

Technologische neutraliteit staat daarbij voorop, zonder taboes. Want de EU is voor haar energie nog altijd voor 55,5 percent afhankelijk van import.  

Energiezekerheid is in het bijzonder van cruciaal belang voor onze industrie. En in weerwil van de postmoderne opinion chique is onze industrie geen overblijfsel van het verleden. Ze is essentieel voor een welvarende toekomst. 

Kritieke grondstoffen, defensie, energie en industrie zijn bij uitstek dé terreinen waar de Europese Unie uitvoerige en grensoverschrijdende samenwerkingen voorop moet stellen. 

Maar we mogen autonomie niet met autarkie verwarren. Als we spreken over strategische autonomie, dan gaat dat wel degelijk over een open strategische autonomie. Op bepaalde vlakken, zeker wat kritieke grondstoffen maar ook wat energie betreft, heeft Europa uitermate nood aan sterke handelspartners. Vandaar dat Mercosur zo belangrijk is. 

In de huidige geopolitieke context zijn er derde landen die smeken om betrouwbare, stabiele partnerschappen die hen bevrijden van de ongemene Amerikaans-Chinese pletwals. 

Ik blijf eveneens een vurige voorstander van Atlantische samenwerking. Het veranderende wereldbeeld in Washington mag voor ons dan wel een wake-up call zijn, het mag ons zicht nooit vertroebelen dat de Verenigde Staten onze natuurlijke bondgenoot zijn. Die open blik moet onze rug rechten om een sterke partner in het wereldtoneel te zijn. 

Europa heeft ook echt alles in zich om die partner te zijn en daarmee haar eigen strategische autonomie te versterken.  

Dames en heren 

We moeten “in eigen hart durven kijken” en knopen doorhakken. We moeten over de schaduwen van onze eigen belangen heen kijken.  

Daarom zal ik blijven hameren op de drie fundamentele domeinen waarop me moeten werken: een nieuw migratiemodel, een echte eengemaakte markt, en een open strategische autonomie die sterke partnerschappen kan aangaan. 

Die drie domeinen gaan hand in hand. Ze zijn cruciaal voor onze toekomst. 

Laat ons daarom de notie “algemeen belang” oppoetsen.  

Want het roer moet om. 

Ik heb u verteld dat Europa weerbaarder en veerkrachtiger moet worden. Om dat te bereiken, moeten we inzetten op welvaart en groei.  

Want enkel dat geeft ons het gewicht, de macht en de invloed om op wereldschaal mee te spelen. En de wereld ten goede te veranderen. 

Groene doemdenkers en extremistische overtuigingen gaan ons daar niet bij helpen. Wel een doorgedreven realisme dat ons algemeen belang vooropstelt. 

Het goede nieuws is dat wij in de Lage Landen het voortouw kunnen nemen.  

Om dat kracht bij te zetten, wil ik vanavond besluiten door een lans te breken voor artikel 350 van het Werkingsverdrag, dat de Benelux de mogelijkheid geeft om sneller en dieper te integreren dan de Europese Unie zelf. 

Er zijn eerste, belangrijke bakens gezet – onder meer op vlak van politiesamenwerking en diploma-erkenning. Andere lidstaten kijken daar zeer geïnteresseerd naar. 

Maar de mogelijkheden zijn zo enorm en zo cruciaal, dat we van “artikel 350” een slogan zouden mogen maken. Op vlak van migratie, interne markt en strategische autonomie zijn onze belangen zo innig met elkaar verbonden, dat het eigenlijk een nalatigheid zou zijn om dat niet te doen. Wie werkt, spaart en onderneemt zal er als eerste de vruchten van plukken. 

Europa is geen imperium meer. Maar ons continent kan wel een emporium worden: de handelsplaats van de wereld. We kunnen de wereld laten zien dat we open for business zijn.  

En welke betere locatie voor het kloppende hart van dat emporium kunnen we ons bedenken dan de Lage Landen?  

België, Nederland en Luxemburg kunnen de toon zetten en een straatlengte voorsprong krijgen op de rest van Europa.  

De Benelux kan politiek leiderschap nemen en het bedrijfsleven een boost geven. We zijn samen al de vierde economie van de EU. We kunnen samen nog zoveel meer worden. 

Ik denk aan de woorden van Charles Rogier, één van de meest toonaangevende figuren tijdens de Belgische Omwenteling en nadien lange tijd regeringsleider.  

In 1866 keek hij terug op de scheiding der Nederlanden en schreef: “ On pouvait encore créer une union tellement intime que, malgré l'existence de deux trônes et de deux dynasties, il n'existât en quelque sorte qu'une séparation administrative entre les deux pays.” 

Rogier plantte daarmee in de grond, dames en heren, niet meer of minder dan een zaadje voor een confederatie. 

Welnu, net zoals Rogier ben ik voorstander van een “union intime” tussen onze landen. 

En dus wens ik u een vruchtbare verkiezingsperiode met veel debat en reflectie toe. In de hoop dat de drie domeinen waar ik het vanavond met u over had, alsook de gedachte aan een “union intime” tussen de Beneluxlanden, door de volgende Nederlandse regering ter harte worden genomen.  

Ik heb me niet te mengen in het oordeel van het Nederlandse volk, maar ik hoop dat jullie zullen kiezen voor verantwoordelijkheid en  staatsmanschap, want dat hebben we nu echt broodnodig. Drijf het niet zo ver dat jullie voor een stabiele regering op den duur naar jullie zuiderbuur moeten verwijzen… 

Want ik heb de vurige wens dat onze uitstekende banden na de verkiezingen met de volgende Nederlandse regering worden verdergezet en uitgediept. Er ligt werk op de plank, de kansen lonken maar ze moeten gegrepen worden. 

Mijn deur zal altijd openstaan. En dan kunnen we misschien de volgende verzen van Bilderdijk weer luidkeels laten klinken: 

Holland groeit weêr 

Holland bloeit weêr 

Holland, uit zijn stof verrezen 

Zal opnieuw ons Holland wezen. 

Ik hoop er op en ik dank u.