Discours de Bart De Wever 11 juillet

Ce discours a été prononcé à Anvers le 11 juillet 2025 en néerlandais à l'occasion de la fête de la Communauté Flamande. Le prononcé fait foi.


Dames en heren in al uw titels en hoedanigheden, 

Beste aanwezigen, 

Beste ATV-kijkers  

Wat een genoegen om hier en vandaag in Antwerpen te staan. Niet dat ik echt uit Antwerpen weg ben. In mijn vestzak, dicht bij mijn hart, draag ik Antwerpen elke dag met me mee naar Brussel. Ik beleef het omgekeerde adagium van mijn illustere voorganger Lode Craeybeckx: Brussel laat Antwerpen nooit los. 

En ik kan u verzekeren: de gedachte aan onze schone Scheldestad, de gedachte aan de vertrouwde schaduw van de Onze-Lieve-Vrouwetoren, die gedachte geeft mij dagelijks overtuiging en kracht. Derhalve ben ik als eerste minister waarlijk vereerd om u te mogen toespreken op deze prachtige, zonnige dag, in dit vredevolle hof waar onze voorouders rusten. 

We zijn hier vandaag samen onze Vlaamse feestdag te vieren. Om trots te vieren waar wij als Vlamingen vandaan komen. En om de ogen te richten op de weg die voor ons ligt. Traditiegetrouw doen we dat door een grote Antwerpenaar te huldigen. Waarnemend burgemeester Koen Kennis deed dat zonet treffend voor Hector Lebon, onze stadsgenoot die onverzettelijk streed voor de vernederlandsing van het onderwijs en het gerecht. 

Als eerste minister moet ik uiteraard evenzeer oog hebben voor de rest van het land. Ik heb dan ook geen inspirerende Antwerpenaar te leen vandaag. Ik ben mijn historische figuur over het water gaan zoeken. Een figuur die hier niet rust, maar wel op de andere Vlaamse parel van funerair erfgoed: Campo Santo.

Dames en heren 

Het is voor vele Vlamingen vandaag moeilijk om zich voor te stellen welke lange weg de Vlaamse ontvoogdingsstrijd heeft afgelegd. De Vlaamse Beweging had van in het prille begin een eenvoudige en redelijke eis. Ze verwachtte erkenning van de waardigheid van onze volkstaal en ze vroeg om deze erkenning door te trekken in heel het openbare leven. Onderwijs, recht en bestuur in eigen taal: dat was de verzuchting die generatie na generatie Vlamingen bezig hield en voortstuwde. Dat was voor hen geen wilde fantasie, geen spitsvondig gedachte-experiment. Het was wat ze eeuwenlang gekend hadden, tot de Franse overheersing er brutaal komaf mee maakte. 

In het revolutionaire Frankrijk was het Frans “la langue de la liberté”. De taal van de vrijheid. En dus moesten alle inwoners van het Franse rijk, waaronder dus die in de Zuidelijke Nederlanden op dat moment, Frans leren spreken. Ongeveer de helft van die Franse onderdanen begreep toen niet eens Frans. Want ze spraken Baskisch of Waals, Corsicaans of Duits, Bretoens of Nederlands. Zij moesten zich aanpassen, willen of niet. Enkel zo konden ze echt bevrijd worden van de donkere erfenis van het ancien régime en ten volle proeven van de geneugten van Liberté, Égalité en Fraternité. Ook al voelden ze zich door de gedwongen verfransing als vreemdelingen of tweederangsburgers in hun eigen land. 

In 1794 werden de Vlaamse rederijkerskamers en de gilden verboden. Het Nederlandstalige culturele en economische leven werd daar een harde slag mee toegebracht. Een jaar later werd het Frans de enige bestuurstaal. Straatnaamborden werden vertaald, Vlaamse schouwburgen gesloten. Wie in Antwerpen goed rondkijkt, zal in het historisch centrum nog Franse borden uit die tijd terugvinden. In 1810 verbood de Franse prefect in Antwerpen zelfs het drukken van Nederlandstalige boeken. 

In het midden van die Franse periode, in 1805, werd in Eeklo Karel Ledeganck geboren. U kent hem misschien van de kaai die naar hem vernoemd is op het Zuid. De volgende keer dat u daarover rijdt, fietst of wandelt, zult u aan hem denken. 

Ledeganck was van eenvoudige arbeiderskomaf – net als ik – maar was een pientere jongen – net als... u allemaal. Hij werkte zich op, en kon uiteindelijk zelfs rechten gaan studeren. Uit geldnood legde hij elke week meermaals de reis van Eeklo naar de Gentse universiteit te voet af. Maar hij werd ervoor beloond. In 1835 kon hij zich doctor in de rechten noemen. 

Ik heb zelf in Leuven trouwens ook heel veel te voet gelopen, vooral ’s nachts dan. Alleen niet uit geldgebrek, tenzij het gebrek aan geld door overdreven horecabezoek.

Ledeganck werd ook politiek actief en geraakte verkozen in de provincieraad. Daar sprak hij op 17 juli 1840 voor de eerste maal in het Nederlands. Een vriend schreef hij daarover: “Ik heb, als eerste misschien sedert vijftig jaren, in de raadsvergadering van Vlaanderen Vlaams gesproken.” 

Zijn juridische kennis en Vlaamsvoelend hart zette hij in voor de eerste vertaling van het Burgerlijk Wetboek in het Nederlands. Hij maakte daarvoor gebruik van het woordenboek dat Corneel Kiliaen in de zestiende eeuw bij Plantijn had laten uitgeven, en van de oude wetteksten die eeuwenlang in Vlaanderen het gewoonterecht hadden uitgemaakt.  

Maar bovenal was Ledeganck een dichter. Samen met de veel bekender gebleven Hendrik Conscience zorgde hij voor de eerste literaire monumenten van het hedendaagse Vlaanderen. Conscience gaf ons De Leeuw van Vlaanderen. En Ledeganck schonk ons… de Drie Zustersteden, een episch gedicht over Brugge, Gent en Antwerpen. Het was, in de woorden van Max Rooses, het “dichterlijk evangelie van de Vlaamse Beweging”. 

De Drie Zustersteden bevat wellicht de mooiste huldeverzen die een niet-Sinjoor over onze Scheldestad schrijven kan. In schril contrast overigens met hoe hij dicht over de steden in het graafschap Vlaanderen: Brugge en Gent. 

Over Brugge klinkt het betrekkelijk hard: “Van wat gij waart, zijt gij slechts schaduw en spot”. 

Over Gent, nochtans vandaag algemeen bekend als de stad van licht en liefde, schrijft hij: “Gij zijt niet meer, gelijk weleer, de trotsche wereldstad, die koningen deed beven.” 

Maar over Antwerpen... Ja, over Antwerpen is Ledeganck euforisch. Hij juicht. Onze stad is de “Koningin der Schelde”. “Hier woont nog heil en volksgeluk en vreugd”, vervolgt hij. 

U begrijpt waarom hij hier een schone kaai heeft gekregen. Lang kon hij echter niet van zijn roem genieten. Karel Ledeganck stierf in 1847 op jonge leeftijd. Hij werd slechts 41 jaar oud.  

Dames en heren 

Het Vlaanderen van in de tijd van Karel Ledeganck leek in niets op het Vlaanderen dat wij vandaag kennen. Het was, in de woorden van de Gentse geschiedkundige Paul Fredericq, “eene der verachterdste bevolkingen van gansch Europa.” Ledeganck stierf terwijl Vlaanderen getroffen werd door mislukte oogsten en een tyfusepidemie. Meer dan 40.000 Vlamingen stierven tussen 1845 en 1847 aan honger en ziekte. 

Ondanks de gestage economische ontwikkeling van Vlaanderen, met in het bijzonder de indrukwekkende groei van de Antwerpse haven, sprak men meer dan een halve eeuw later nog steeds over “Arm Vlaanderen”. Het was de titel van een roman van Reimond Stijns en Isidoor Teirlinck uit 1884; de titel van een journalistieke reeks van August De Winne uit 1902; de titel van een brochure van pater Stracke uit 1913. 

Arm Vlaanderen, daar komen wij dus vandaan, en dat mogen we nooit vergeten. 

In de Vlaamse Beweging, die van oudsher een sterk cultuurminnend en vooruitstrevend karakter had, gingen daarom meer en meer stemmen op om de economische belangen van Vlaanderen voorop te zetten. Economen en industriëlen zoals Lodewijk De Raet, Leo Meert en Lieven Gevaert namen het voortouw en streefden naar een Vlaams welvaartsmodel. Dat moest gestoeld zijn op degelijk onderwijs, goede werkomstandigheden met eerlijke lonen, en ruimte voor ondernemers. Zij legden de basis van onze Vlaamse welvaart. Welvaart die volgens hen ook zou leiden tot macht en invloed. 

Dames en heren 

Macht en invloed gaan gepaard met plichten en verantwoordelijkheden. Ze gaan gepaard met de plicht om ze te gebruiken. En ze gaan gepaard met de verantwoordelijkheid om ze te gebruiken ten goede. Om het welzijn en de welvaart te beschermen en te versterken. Van alle Vlamingen. En van alle Walen. 

Dat meen ik zeer oprecht. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat de hervormingen die wij momenteel doorvoeren zowel Vlaanderen als Wallonië ten goede komen. Vooral Wallonië zelfs. Vlaanderen heeft alle baat bij een sterke, gezonde zuiderbuur. Al wie zich het “arm Vlaanderen” van weleer voor ogen houdt, beseft dat niemand gediend is met een “arm Wallonië”.  

Daarom hanteren we het principe van goed huisvaderschap. We moeten budgettair orde op zaken stellen. We voeren broodnodige socio-economische hervormingen door. De maatregelen die we nemen, zijn niet voor iedereen gemakkelijk. Ik heb daar alle begrip voor. Maar het is tijd om nu eindelijk te doen wat al te lang is nagelaten. En die verantwoordelijkheid heb ik opgenomen. 

Dames en heren 

Ik wil tot slot nog iets zeggen over de internationaal onzekere tijden waarin we leven. Die onzekerheid zal jammer genoeg niet snel verdwijnen. En het slechte nieuws is, dat ze bij uitstek de meest open en vrije handelsregio’s treft. Vlaanderen dus, maar zeker Antwerpen met zijn wereldhaven en industrie. 

Als ik het wondermooie Schoon Verdiep voor de Wetstraat Zestien heb ingewisseld, dan is het evenzeer om in dit geopolitieke stormweer ook de belangen van onze Antwerpse economie te behartigen. We zullen ons moeten aanpassen aan een andere wereld. Dat biedt ook kansen. Kansen om Europa sterker te maken. Ik ben daar binnen Europa echt zeer druk mee bezig. En ik ben daar zelfs, val niet achterover, hoopvol over. 

Het zou kunnen dat we de komende jaren zaken gaan kunnen verwezenlijken die in geen decennia mogelijk waren. Om de interne markt in de Europese Unie volledig uit te diepen zodat onze bedrijven kunnen groeien. Om de strategische autonomie van Europa te verankeren en niet meer gevaarlijk afhankelijk te zijn van twijfelachtige of twijfelende partners. Om een opnieuw echte defensie- en veiligheidscultuur uit te bouwen, want jammer genoeg is dat dringend nodig. Om een streng maar menselijk migratiebeleid te verkrijgen, dat gericht is op actieve migratie om onze economie en onze zorg te ondersteunen. 

Op al die assen zien we in Europa grote vorderingen. We moeten afwachten of we ze kunnen verzilveren. Maar de wind is aan het keren en blaast in onze zeilen. Een weerbaar en veerkrachtig Europa biedt ruimte aan onze bedrijven om te groeien. Groei waar alle Vlamingen en Walen, en vooreerst de Antwerpenaren de vruchten van kunnen plukken. 

Dames en heren 

Ik draag Antwerpen overal met mij mee. Ik ben trots dat ik op deze Vlaamse feestdag in uw aanwezigheid mag vertoeven. 

Als eerste minister zeg ik van harte en met veel overtuiging: lang leve de Koekenstad, Vlaanderen boven! 

Ik dank u.